Ik weet nog precies hoe hij werd aangekondigd, mijn nieuwe directeur. Ik noem ‘m even Frank.
“Heb je ’t al gehoord? We hebben eindelijk een nieuwe directeur toegewezen gekregen. Het is Frank. Nou ga jij je borst maar nat maken! Hij schijnt er geen zin in te hebben om bij ons de scepter te gaan zwaaien. En hij staat al bekend om zijn ‘minnelijke’ natuur.” Mijn gesprekspartner is een mede MT-lid. Zij heeft vooruitlopend op het aantreden van een nieuwe directeur al de conclusie getrokken dat ze ergens anders aan de slag zal gaan.
Binnen de organisatie waar ik dan werk is het normaal dat directeuren met regelmaat van plaats wijzigen. Of ze dat nu willen of niet. En het maakt daarbij ook niet uit of ze iets met de betreffende dienst hebben waar ze gaan werken.
In de eerste ‘wittebroodsweken’ laat Frank ook duidelijk weten dat hij er geen zin in heeft. Hij zegt het op enig moment ook heel duidelijk. “Ik heb niet voor deze dienst gekozen en ik wil hier zo snel mogelijk weg.”
Tijdens een ‘strategie sessie’ die we met het MT buiten kantoor houden, wordt een van mijn collega’s tot op het bot afgebrand. En we kijken er met z’n allen naar. Volwassen mensen, als ik het me goed herinner 8, die zien en horen hoe een volwassen man een andere volwassen man totaal in zijn hemd zet. Hem figuurlijk alle hoeken van de kamer laat zien.
Als ik eraan terugdenk dan zie ik nu hoe wij op dat moment allemaal in een staat van ongeloof verkeerden.
Na deze sessie heb ik pas mijn persoonlijke kennismaking met Frank. Als ik zijn kamer binnenloop op het moment dat wij de afspraak hebben, steekt hij een sigaret op. Roken mag al jaren niet meer binnen kantoor. En als ex-roker vind ik het verschrikkelijk vies als iemand bij mij in de buurt rookt. “Vind je vast niet erg als ik rook.” Het is geen vraag, het is een opmerking. “Nou eigenlijk wel Frank. Als ex-roker ben ik naar de andere kant omgeslagen. En mijn kleren gaan ervan stinken.”
Frank laat merken dat hij ‘not amused’ is. En hij loopt naar zijn balkon om te roken.
Als hij na het roken van 2 sigaretten terugkomt in zijn kamer, gaat hij aan tafel zitten en legt demonstratief zijn beide voeten op tafel. “We hebben een benen op tafel overleg, toch?”
En daar zit ik dan. Kijkend naar de voetzolen van zijn schoenen. In sommige culturen is dit een grove belediging weet ik. Ik probeer rustig te blijven maar de toon is gezet. Hier voel ik me niet prettig bij.
Achteraf denk ik nu: alfa apen gedrag! Respect moet in zijn visie kennelijk verdiend worden. De vraag is hoe dat te doen.
Maar toen? Toen voelde ik me geïntimideerd, zeker niet veilig genoeg om te zeggen wat er in me om ging. En ook niet geroepen om een strijd met ‘de grote Frank’ aan te gaan. Ik had wel andere dingen aan mijn hoofd dan dat.
En laat ik duidelijk zijn: wat mij betreft zijn dit het soort ‘leidinggevenden’ dat niet zo genoemd moet worden. Mijn woord voor hen is bully omdat ik er in het Nederlands geen woord voor heb dat de lading goed dekt.